Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·zet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanzet aanzetten
verkleinwoord aanzetje aanzetjes

Zelfstandig naamwoord

de aanzetm

  1. begin
    • De schets was de eerste aanzet tot het maken van een nieuw type auto. 
  2. aansporing
  3. plaats waar een onderdeel van een constructie begint of aansluit
  4. (taalkunde) het optionele eerste deel van een lettergreep, altijd bestaand uit een of meer medeklinkers
  5. (muziek) de wijze waarop een muzikaal geluid begint
Vertalingen

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Werkwoord

vervoeging van
aanzetten

aanzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzetten
    • ... dat ik aanzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzetten
    • ... dat jij aanzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzetten
    • ... dat hij aanzet. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen