theeroos
- thee·roos
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gekweekte roos’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [1]
- samenstelling van thee en roos [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | theeroos | theerozen |
verkleinwoord | theeroosje | theeroosjes |
- (plantkunde) gekweekte rozensoort die naar thee geurt
- Het woord theeroos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "theeroos" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "theeroos" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ theeroos op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be