Theedoek
  • thee·doek
enkelvoud meervoud
naamwoord theedoek theedoeken
verkleinwoord theedoekje theedoekjes

de theedoekm

  1. (huishouden) katoenen of linnen doek, m.n. gebruikt om serviesgoed, bestek, pannen e.d. mee af te drogen
    • Ik pak een schone theedoek uit de la.[1] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]