keukenhanddoek
  • keu·ken·hand·doek
enkelvoud meervoud
naamwoord keukenhanddoek keukenhanddoeken
verkleinwoord keukenhanddoekje keukenhanddoekjes

de keukenhanddoekm

  1. doek waarmee men de handen in de keuken kan afdrogen
     Ik pakte een keukenhanddoek en droogde het zweet van mijn lichaam onder mijn overhemd.[2]
  2. doek waarmee men de vaat kan afdrogen
     Snijd de gember in flinterdunne plakjes. Bestrooi deze met zout, wrijf ze goed in en laat een uur staan. Blancheer de gezouten gember een minuut in een pan met kokend water, spoel de gember hierna af met koud water en dep de plakjes droog op een schone keukenhanddoek of op keukenpapier.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)
    “Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
  3.   Weblink bron “Gember is zeer geschikt voor thuisteelt” (07-12-2019), Tubantia