infusie
- in·fu·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het laten trekken, aftreksel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1608 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | infusie | infusies |
verkleinwoord | infusietje | infusietjes |
de infusie v
- (medisch) een infuus
- Hij werd direct aan een infusie gelegd.
- een aftreksel dat ontstaat door opgieting van een vloeistof
- Het woord infusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "infusie" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "infusie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be