• ar·cha·isch
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. oud tijdperk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1913 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen archaïscharchaïscher
verbogen archaïschearchaïschere
partitief archaïscharchaïschers-

archaïsch

  1. behorend tot of betrekking hebbend op een zeer oud tijdperk
    • Dat wordt nu bestempeld als een archaïsch begrip. 
77 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]