theestoof
- thee·stoof
- samenstelling van thee zn en stoof zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | theestoof | theestoven |
verkleinwoord | theestoofje | theestoofjes |
- (huishouden) toetel waarmee men een theeketel warm kan houden
- ▸ De spaken straalden, het wiel sprong op voor een hobbel, Jaap rolde en drukte en toen hij de avondschool langs moest, liet hij de naaf los, liep achter het alleenig voortrollend wiel aan, tot de vierkanten steenen pomp op het pleintje, kijkend of hij er een jongen verwachtte die nu eens zien kon dat hij echt werkte en niet altijd liep met een theestoof.[2]
- Het woord theestoof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294