Drie theezakjes
  • thee·zak·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord theezakje theezakjes

het theezakjeo dim. tant. [1]

  1. (drinken) klein poreus papieren zakje, gevuld met gedroogde theebladeren waaraan meestal een draadje bevestigd is waarmee het zakje uit de theepot kan worden gehaald
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]