• tui
enkelvoud meervoud
naamwoord tui tuien
verkleinwoord tuitje tuitjes

detuiv/m

  1. kabel die gespannen wordt om iets dat rechtop staat meer stevigheid te geven.
vervoeging van
tuien

tui

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuien
    • Ik tui. 
  2. gebiedende wijs van tuien
    • Tui! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuien
    • Tui je? 
61 %van de Nederlanders;
37 %van de Vlamingen.[3]