vervoeging
onbepaalde wijs to  brace 
he/she/it  braces 
verleden tijd  braced 
voltooid
deelwoord
 braced 
onvoltooid
deelwoord
 bracing 
gebiedende wijs  brace 

brace

  1. wederkerend ~ oneself zich schrap zetten
    «They braced themselves against the oncoming high wave.»
    Ze zetten zich schrap tegen de hoge aanrollende golf.