Nederlands

 
wielewaal (Oriolus oriolus)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • zang·vo·gels
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zangvogels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zangvogelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zangvogel
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) een grote orde Passeriformes   van de moderne vogels (Aves). Ze vormen de soortenrijkste groep vogels, met zo'n 60% van alle soorten. De zangvogels zijn waarschijnlijk de jongste orde van de vogels en stammen uit het oligoceen of misschien het eoceen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen


Gangbaarheid

Meer informatie