• die·ren
  •  dier zn  met de uitgang -en

dedierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dier
     In hun vacht brengen de dieren de geur van de zee mee, en hun staarten slaan tegen het meubilair.[1]
     Om overlast van het ongedierte te voorkomen, besteedt de gemeente vanaf dit jaar jaarlijks een kwart miljoen euro extra aan preventie. Dat is een verdubbeling. De gemeente waarschuwt dat het doden van de dieren niet bijdraagt aan het verminderen van overlast. "Als de oorzaken van rattenoverlast niet worden weggenomen, keren ratten altijd terug en blijft overlast terugkomen."[2]
     Op de eenvoudige houten planken ligt een verzameling vergelende schedels, afkomstig van dieren die ze niet eens kan thuisbrengen: lange kaken, stompe schedeldaken, krachtige, scherpe tanden.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (dierkunde) taxonomisch rijk, Animalia op Wikispecies waartoe ook de mens toe behoort
    • Dieren zijn meercellige chemo-heterotrofe organismen. 
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
  1. 1 2
    Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx
    “Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789021809526
    Citefout: Ongeldig label <ref>; de naam "Het huis aan de gouden bocht" wordt meerdere keren met andere inhoud gedefinieerd.
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 april 2025 Weblink bron “Extra geld voor rattenbestrijding Amsterdam, maar 'rat hoort nu eenmaal in de stad'” (18 april 2025), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van
dar

dieren

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van dar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)