• die·ren·lief·de
enkelvoud meervoud
naamwoord dierenliefde dierenliefdes
verkleinwoord

de dierenliefdev

  1. de positieve gevoelens die mensen voor dieren hebben
     Als mijn poes Kosjka gesteriliseerd moet worden, omdat ze anders niet mee mag naar Nederland, merk ik die onuitputtelijke dierenliefde van een volk dat zo weinig medemenselijkheid lijkt te kennen.[2]
     Maar de dierenliefde heeft ook negatieve gevolgen. Bij het ecoduct over de A28 bij het Gelderse Hulshorst wilden omwonenden alleen dat het aantal herten dat er gebruik van zou maken, beperkt bleef. Zij waren bang voor overlast en schade aan landbouwgewassen. De provincie ging akkoord en laat nu herten afschieten om te voorkomen dat te veel herten het gloednieuwe ecoduct oversteken.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “Te veel wild op ecoducten” (08-11-2012), NOS