Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dier·soort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diersoort diersoorten
verkleinwoord diersoortje diersoortjes

Zelfstandig naamwoord

de diersoortv / m

  1. (biologie) de verzameling individuele dieren die genetisch verwant genoeg zijn dat zij zich onderling kunnen voortplanten
    • Het grootste aantal diersoorten is onder de insecten aan te treffen. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be