weekdieren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: weekdieren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈweɡdirə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- week·die·ren
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
weekdieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord weekdier
- meervoudsvorm als officiële benaming (dieren) een stam van ongewervelde dieren Mollusca , met een week lichaam en in de regel een uitwendig kalkskelet (schelp)
Synoniemen
Hyponiemen
- [2] zie de categorie: Weekdieren in het Nederlands
- [2] inktvissen, keverslakken, schildvoetigen, slakken, tweekleppigen
- [2] olifantstand, prachtstoottand
Afgeleide begrippen
- [2] weekdierkunde
Verwante begrippen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.