• twee·klep·pi·gen

de tweekleppigenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tweekleppige
     Het bedrijf betrekt behalve uit Nederlandse wateren uit veel andere Europese landen coquilles, oesters, tapijtschelpen, kokkels, amandes, mesheften, plus de rest. Na de lange truckrit mogen de tweekleppigen bijkomen in twintig zwembadgrote bassins met gefilterd Oosterscheldewater.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (weekdieren) een klasse Bivalvia  , gekenmerkt door een kalkschaal die uit twee spiegelbeeldig met elkaar verbonden schelpen bestaat
     Er staan ook diergroepen in die bij een opwarming van 1,5°C al een groot risico lopen. Dat zijn de vleugelslakken op hoge breedtegraden, tweekleppigen (zoals mosselen en oesters) op gematigde breedtegraden, en krill op hoge breedtegraden.[2]


  1.   Weblink bron
    Menno Steketee
    “De kringloopkreeften van Yerseke” (18 december 2012) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Marcel aan de Brugh
    “Warm, zuur en zuurstofloos water: het leven in de oceaan krijgt het moeilijk” (27 mei 2022) op nrc.nl