prieelvogels
- (IPA in voorbereiding)
- pri·eel·vo·gels
- samenstelling van prieel zn en vogels zn
- prieelvogel zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prieelvogels | |
verkleinwoord |
de prieelvogels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord prieelvogel
- meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) Ptilonorhynchidae een familie van meestal felgekleurde zangvogels (oscines). De familie is uitsluitend bekend uit Australië, Nieuw-Guinea en enkele kleinere eilanden. Er zijn 21 soorten
- [2] zangvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] Archbolds prieelvogel
- [2] Adelberts prieelvogel, bruine katvogel, bruine tuiniervogel, bruinkapkatvogel, geelkuiftuiniervogel, geelnekprieelvogel, gevlekte katvogel, gevlekte prieelvogel, goudkuiftuiniervogel, grijsnekprieelvogel, grijze prieelvogel, groene katvogel, huonkatvogel, huontuiniervogel, kaneelborstkatvogel, Lauterbachs prieelvogel, meiboombouwer, noordelijke katvogel, okerbuikprieelvogel, oranje prieelvogel, oranjekuiftuiniervogel, satijnblauwe prieelvogel, vogelkopkatvogel, witoorkatvogel, zwartkapkatvogel, zwartmaskerprieelvogel, zwartoorkatvogel
- Het woord prieelvogels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.