manakins
- (IPA in voorbereiding)
- ma·na·kins
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manakins | |
verkleinwoord |
de manakins mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord manakin
- meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) Pipridae een familie van vogels uit de orde zangvogels. De mannetjes zijn kleurrijk, vrouwtjes zijn eerder groen
- [2] zangvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] andesmanakin, araripemanakin, bandstaartmanakin, blauwkapmanakin, blauwkruinmanakin, blauwstuitmanakin, bonte manakin, breedstaartmanakin, chocomanakin, draadmanakin, dwergtiranmanakin, Eckelberry's manakin, fluweelmanakin, geelbroekmanakin, geelbuiktiranmanakin, geelkopmanakin, geelkruinmanakin, geelkuiftiranmanakin, goudkopmanakin, goudkraagmanakin, goudkruinmanakin, goudvleugelmanakin, groene manakin, helmmanakin, kleine tiranmanakin, kuifmanakin, lancetmanakin, langstaartmanakin, oostelijke gestreepte manakin, oostelijke witbefmanakin, opaalkruinmanakin, oranjebuikmanakin, oranjekraagmanakin, oranjekruinmanakin, pijlstaartmanakin, Pinto's tiranmanakin, prachtmanakin, roodkopmanakin, roodkruinmanakin, roraimamanakin, sneeuwkapmanakin, stompveermanakin, vlamkruinmanakin, vuurkapmanakin, westelijke gestreepte manakin, westelijke witbefmanakin, Wieds tiranmanakin, witbuiktiranmanakin, witkeelmanakin, witkraagmanakin, witkruinmanakin, witvoorhoofdmanakin, yungasmanakin, zwaluwstaartmanakin, zwarte manakin
- Het woord 'manakins' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.