• eo·ceen
enkelvoud meervoud
naamwoord eoceen -
verkleinwoord - -

het eoceeno

  1. (geologie) geologisch tijdperk waarin de hoefdieren en walvissen zich sterk ontwikkelden, tweede tijdvak van de periode paleogeen, van 56 tot 34 miljoen jaar geleden
  • Vóór 2006 was de spelling Eoceen. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
stellend
onverbogen eoceen
verbogen eocene
partitief eoceens

eoceen

  1. uit het eoceen, of met betrekking tot dat tijdperk
37 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]