[1] vogel met een kromme snavel
  • krom·bek
enkelvoud meervoud
naamwoord krombek krombekken
verkleinwoord

de krombekm

  1. Numenius phaeopus   soort zangvogel met een kromme bek
  2. soort snijboon
  3. inbrekerswerktuig
60 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]