Nederlands

 
regenwulp
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gen·wulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regenwulp regenwulpen
verkleinwoord regenwulpje regenwulpjes

Zelfstandig naamwoord

de regenwulpm

  1. (steltloperachtigen) Numenius phaeopus   waadvogel met lange snavel en opvallende roep die in Nederland op de trek voorkomt
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be