tuieren
- tui·e·ren
tuieren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tuieren |
tuierde |
getuierd |
zwak -d | volledig |
- (landbouw) vee vastzetten zodat ze maar een bepaald gedeelte van de weide kunnen begrazen
- knoeien, prutsen
- met touw of kabel vastmaken
- Het woord tuieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuieren" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ tuieren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be