• te·zelf·der·tijd

tezelfdertijd

  1. geeft een gebeurtenis aan die in hetzelfde tijdvak plaatsvindt
    • Hij is student, maar tezelfdertijd is hij in de politiek actief. 
70 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be