Nederlands

Uitspraak
Naar frequentie 193
  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
jullie jullie
2e persoon
(formeel)
u u u u
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
u gij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm


Woordafbreking
  • 'm

Persoonlijk voornaamwoord

'm

  1. clitische voorwerpsvorm voor de derde persoon mannelijk enkelvoud
    • Pak 'm! 



Gangbaarheid


Catalaans

Persoonlijk voornaamwoord

'm

  1. Vorm van -me, gebruikt als het voorgaande woord eindigt met een klinker.