WikiWoordenboek:Onbenadrukte vorm
In het Nederlands bestaan er van een aantal voornaamwoorden zowel benadrukte (volle) als onbenadrukte (gereduceerde) vormen.
Een goed voorbeeld is het persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud. Naast jij bestaat ook je.
- Jij ziet een hond.
- Je ziet een hond.
Indien de nadruk in de zin op "ziet" of op "een hond" valt, is de keuze tussen deze twee mogelijkheden voornamelijk een kwestie van stijl. Maar als de nadruk op het voornaamwoord valt, wordt altijd de benadrukte vorm gebruikt.[1]
- Jíj zag de hond, niet ik.
- Jé zag de hond, niet ik. <-- uitgesloten.
Sommige onbenadrukte vormen behoren eerder tot de spreektaal en worden vaak in de schrijftaal vermeden tenzij de schrijver juist probeert om de spreektaal weer te geven.
In andere talen
Er zijn andere talen die ook twee vormen van voornaamwoorden kennen, maar de regels die bij het gebruik gevolgd worden zijn soms anders. In het Frans bestaat naast de onderwerpsvorm tu ‘jij, je’ ook een benadrukte vorm toi. De laatste wordt echter toegevoegd om het onderwerp (of voorwerp) te benadrukken. M.a.w. wordt de nadruk door accumulatie bereikt.
- Tu manges - je eet; jij eet
- Toi, tu manges, pas moi - Jíj eet, niet ik(ke).
In Xhosa bestaat een vergelijkbaar verschil tussen het voornaamwoordelijke voorvoegsel u- ‘jij, je’ (toegevoegd aan een werkwoord) en het onafhankelijke persoonlijk voornaamwoord wena.
- uyahamba - jij loopt; je loopt
- uyahamba, wena - jíj loopt