Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dump·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dumpprijs dumpprijzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dumpprijsm

  1. van producten dat ze tegen een zeer lage prijs worden verkocht
    • Maar veel van haar andere verzekeringsactiviteiten moest ING met verlies verkopen. De Japanse verzekeringspoot kreeg ING niet eens verkocht. Alleen tegen een dumpprijs. Om dat te voorkomen moest ING opnieuw naar Brussel om daar clementie te vragen. Dat is gelukt. De Japanse tak wordt nu ondergebracht bij andere verzekeringsactiviteiten en als één geheel afgestoten.[2] 
    • Het failliete vliegveld in de Castiliaanse provincieplaats Ciudad Real - oorspronkelijk vernoemd naar Don Quichot - is afgelopen week verkocht aan een Chinese investeerder. Bij een openbare verkoop van de vliegveldboe- del waren de Chinezen met de dumpprijs van 10.000 euro de hoogste bieder en mogen zich nu de gelukkige eigenaar noemen van de landingsbanen en de hangars in het kale landschap aan de rand van de Spaanse hoogvlakte. (totale bouwkosten waren 450 miljoen euro)[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Chris Hensen 29 april 2014
  3. Volkskrant Steven Adolf 19 juli 2015
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be