stortbui
- stort·bui
- samenstelling van stort ww en bui zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stortbui | stortbuien |
verkleinwoord | stortbuitje | stortbuitjes |
- (meteorologie) meestal korte maar heftige regenbui
- wordt ook in figuurlijke zin gebruikt als iemand veel zegt en/of lawaai maakt.
- nadat hij zich op zijn vinger had geslagen liet hij een stortbui van scheldwoorden horen.
1.
- Het woord stortbui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stortbui" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be