• dra·che
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  drache     la drache     draches     les draches  

drache v

  1. (België), (informeel) stortbui
    «Quelle drache! Mets ton manteau pour sortir.»
    Wat een stortbui! Doe je jas aan als je naar buiten gaat.

drache nationale

  • spottende benaming voor de hevige regen die bijna elk jaar op 21 juli, de Belgische nationale feestdag, valt