Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·ren·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

terugrennen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugrennen
rende terug
teruggerend
zwak -d volledig
  1. heel snel te voet voortbeweging in de richting vanwaar men kwam
     Maar het tromgeroffel deed de plunderende soldaten niet zoals vroeger terugrennen, integendeel, ze renden nog verder bij het geroffel vandaan.[2]
     Als Lukaku 2-0 maakt, haken er toch wat passagiers af. Maar die komen terugrennen als er wederom gejuich klinkt, ditmaal vanwege het doelpunt van invaller Green. "USA! USA! USA!" wordt er gescandeerd op Congonhas. De vertrekhal staat op z'n kop. Een Amerikaan schopt even later uit nijd tegen zijn handbagagekoffertje als de vrije trap van Amerika er net niet in gaat. De minuten verstrijken en eindelijk na 120 minuten opwinding op Congonhas komt de luchthaven weer tot rust.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “België-VS, de vertrekhal op z'n kop” (03-07-2014), NOS