Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·vin·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugvinden
vond terug
teruggevonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

terugvinden

  1. overgankelijk iets dat verloren was opnieuw vinden
    • Hij had gelukkig zijn trouwring teruggevonden. 
    • Zelfs Kleine Woord zou zonder hulp de plek niet meer hebben teruggevonden. Misschien alleen als hij zijn oor op de aarde legde en de boomwezens juist het Boomlied zouden zingen. En zelfs daarvoor moest je nog erg goede oren hebben. [1] 
     Maar nee, ze moest en zou haar fles terugvinden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be