• te·rug·schrik·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugschrikken
schrikte terug
schrok terug
teruggeschrikt
teruggeschrokken
zwak -t

klasse 3

volledig

terugschrikken

  1. ergatief uit angst terugdeinzen
    • Ik schrok terug van de plotselinge kilheid in zijn blik. [1]
  2. ergatief iets niet aandurven
    • Bedrijven schrikken terug voor de ingewikkeldheid van de regelingen. 
    • De regering is ervoor teruggeschrokken om het land voor het hoofd te stoten. 
  1. Godin bij vergissing
    Door P. C. Cast
    Uitgegeven door Harlequin Holland, 2013 ISBN 9461993870