• te·rug·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugkomen
kwam terug
teruggekomen
klasse 4 volledig

terugkomen

  1. ergatief opnieuw naar een plaats komen waar men eerder geweest is
    • Zij kwamen niet meer terug. 
     Hij had in Mammoth Lakes tijdelijk de trail verlaten om zijn vriendin een weekje op te zoeken, maar was kennelijk niet meer teruggekomen. Het off-trail-leven trekt kennelijk harder aan je dan je zou denken.[1]
  2. ergatief ~ op/van: een eerder gemaakte afspraak, genomen beslissing of overeengekomen regel weer ongedaan maken
    • Daar zijn ze helemaal op teruggekomen. 
  3. ergatief ~ op: een al eerder besproken onderwerp nog eens opnieuw aankaarten
    • Ik wil nog eens terugkomen op de migratie. 
  4. weer optreden van iets dat verdwenen was
     Angst is heel krachtig als deze je normale vertrouwen ondermijnt en kan op elk moment terugkomen in de vorm van een paniekaanval.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be