stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugverlangen
verlangde terug
terugverlangd
zwak -d volledig
  • te·rug·ver·lan·gen

terugverlangen [1]

  1. terug willen gaan naar een plaats waar men vroeger is geweest
     Maar ik weet ook zeker dat de dag dat ik thuis ben, ik terugval in mijn leven zoals het altijd was. Dan ga ik weer voetbal kijken en me opwinden over zaken die in de kern totaal niet belangrijk zijn. En dan ga ik terugverlangen naar deze reis.[2]
  2. terug willen gaan naar een periode die er vroeger is geweest
     De apartheidsvlag is omstreden omdat die nu vooral gebruikt wordt door uiterst rechtse witte Zuid-Afrikanen, die terugverlangen naar de tijd van het apartheidsregime. Tegenstanders van het gedeeltelijke verbod zeggen dat het besluit van de rechter in strijd is met de vrijheid van meningsuiting.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  3.   Weblink bron “Gebruik apartheidsvlag in Zuid-Afrika aan banden” (21-08-2019), NOS