terugbetalen
- te·rug·be·ta·len
- samenstelling van terug bw en betalen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terugbetalen |
betaalde terug |
terugbetaald |
zwak -d | volledig |
terugbetalen
- ditransitief door iemand op voorschot betaalde uitgaven vergoeden
- Hij kreeg die onkosten keurig netjes terugbetaald.
- vereffenen van een schuld
- ▸ Mama had niet alleen terugbetaald wat ze in het begin van de zomer voor haar eerste loon van me had geleend.[1]
- Het woord terugbetalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terugbetalen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be