terugkrabbelen
- te·rug·krab·be·len
- samenstelling van terug en krabbelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terugkrabbelen |
krabbelde terug |
teruggekrabbeld |
zwak -d | volledig |
terugkrabbelen [1]
- onovergankelijk onder een gedane belofte of toezegging proberen uit te komen
- een eenmaal ingezette aanval staken
- ▸ De gewapende vrede was gebroken, terugkrabbelen kon nu niet meer.[2]
- Het woord terugkrabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terugkrabbelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be