• te·rug·krab·be·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugkrabbelen
krabbelde terug
teruggekrabbeld
zwak -d volledig

terugkrabbelen [1]

  1. onovergankelijk onder een gedane belofte of toezegging proberen uit te komen
  2. een eenmaal ingezette aanval staken
     De gewapende vrede was gebroken, terugkrabbelen kon nu niet meer.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be