• te·rug·bren·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugbrengen
bracht terug
teruggebracht
zwak -cht volledig

terugbrengen

  1. overgankelijk naar het punt van vertrek brengen
    • Het is bijna zeven uur, wordt het niet eens tijd je moeder terug te brengen? 
  2. overgankelijk naar de eigenaar brengen
    • Zou jij de sleutels naar de verhuurder terug kunnen brengen? 
  3. overgankelijk een eerdere of lagere toestand herstellen
    • Dat bracht de stand terug tot een gelijkspel. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be