• te·rug·gaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
teruggaan
ging terug
teruggegaan
klasse 7 volledig

teruggaan

  1. ergatief naar het punt van vertrek gaan
    • Morgen ga je toch terug naar Nederland? 
     Ik bleef maar naar het all-you-can-eatbuffet teruggaan voor meer eten.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be