terughoren
- Geluid: terughoren (hulp, bestand)
- te·rug·ho·ren
- samenstelling van terug bw en horen ww
terughoren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terughoren |
hoorde terug |
teruggehoord |
zwak -d | volledig |
- opnieuw beluisteren wat men al eerder gehoord heeft
- ▸ Ik wil die hele ontbijtscène terughoren.[1]
- ▸ Voorzitter Willem Muilenburg van de club uit Utrecht is emotioneel over het incident. Hij hoorde het woord 'roetveegpiet' niet. "Op VoetbalTV is het terug te horen, maar ik wil het niet terughoren. Het feit is dat de scheidsrechter ook hoorde wat er gezegd was en volledig uit zijn plaat ging naar de supporter. Hij gaf aan dat het direct einde wedstrijd was."[2]
- Het woord terughoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Twee amateurvoetbalwedstrijden getroffen door 'Zwarte Piet'-incident” (24-11-2019), NOS