botsing
- bot·sing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | botsing | botsingen |
verkleinwoord | botsinkje | botsinkjes |
de botsing v
- het botsen
- Er was gisteren weer een frontale botsing op de snelweg.
- een conflict of ruzie
- Zij kwamen weer eens in botsing met elkaar.
- ▸ Een incident dat nauwelijks voor een botsing door kon gaan.[1]
1. het botsen
2. een conflict of ruzie
- Het woord botsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "botsing" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be