uitnodiging
- Geluid: uitnodiging (hulp, bestand)
- uit·no·di·ging
- Naamwoord van handeling van uitnodigen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitnodiging | uitnodigingen |
verkleinwoord | uitnodigingetje | uitnodigingetjes |
de uitnodiging v
- een verzoek om iets bij te wonen
- Hij had uitnodigingen voor het feest aan zijn beste vrienden gestuurd.
- ▸ Met haar metalen golfplaten dak leek deze plek me niet geschikt om bescherming te bieden, eerder een uitnodiging aan de bliksem om in te slaan.[1]
- ▸ Hij kwam overeind met de uitnodigingen in zijn hand, liep naar het haardvuur en legde ze keurig boven op het brandende blok berkenhout.[2]
1. een verzoek om iets bij te wonen
- Het woord uitnodiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitnodiging" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be