doos
- Geluid: doos (hulp, bestand)
- IPA: / dos / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /doʊs/
- (Vlaanderen, Brabant): /doːs/
- (Limburg): /doːs/
- doos
- In de betekenis van ‘kartonnen omhulsel’ voor het eerst aangetroffen in 1361 [1]
- Van Middelnederlands "dose", vanaf midden 14e eeuw bekend. Waarschijnlijk van Latijn dosis, naar het spanen doosje waarin een medicijn verstrekt werd.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doos | dozen |
verkleinwoord | doosje | doosjes |
- een veelal kartonnen balkvormig opslagmiddel
- Wij deden de boeken in een kleine verhuisdoos.
- (informeel), (dysfemisme) een vagina
- (informeel), (pejoratief) (scheldwoord) een vrouw
- (elektrotechniek) kunststof bakje waarin de verbindingen in een elektrische installatie tot stand worden gebracht
- (informeel) toilet
- ik ben op zoek naar de doos, kunt u me even helpen?
- doos van Pandora, doos-in-doosconstructie, doosachtig, dooskwal, doosniveau, doosvormig, doosvrucht, dozenfabriek, dozenopener, dozenschuiver, luciferdoosje
- uit de oude doos
- een sigaar uit eigen doos geven
iemand iets geven dat eigenlijk al van die persoon is
- doos van Pandora
een bron van veel ellende die, eens in gang gezet, niet meer stopgezet kan worden
1. een veelal kartonnen balkvormig opslagmiddel
|
|
5. informele naam voor toilet
- Het woord doos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doos" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "doos" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be