Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaad·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaaddoos zaaddozen
verkleinwoord zaaddoosje zaaddoosjes

Zelfstandig naamwoord

de zaaddoosv

  1. (plantkunde) een doosvrucht die gevormd is uit meerdere vruchtbladen
    • De zaaddoos brak open en de zaden vielen op de grond. 

Meer informatie

Gangbaarheid