• ver·huis·doos
enkelvoud meervoud
naamwoord verhuisdoos verhuisdozen
verkleinwoord - -

de verhuisdoosv / m

  1. doos gebruikt bij het verhuizen
     `Dit jurkje kwam opeens zomaar uit een van de verhuisdozen tevoorschijn,' zei ze. 'Ik was vergeten dat ik het had. Wat vind je ervan?[1]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 25