• ver·huis
vervoeging van
verhuizen

verhuis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
    • Ik verhuis. 
  2. gebiedende wijs van verhuizen
    • Verhuis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
    • Verhuis je? 
96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be