verhuis
- ver·huis
vervoeging van |
---|
verhuizen |
verhuis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
- Ik verhuis.
- gebiedende wijs van verhuizen
- Verhuis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuizen
- Verhuis je?
- Het woord verhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhuis" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be