• stem·pel·doos
enkelvoud meervoud
naamwoord stempeldoos stempeldozen
verkleinwoord

de stempeldoosv / m

  1. een doos met alle benodigdheden voor het maken en het gebruiken van stempels
    • Ze vrezen dat het weer uren gaat duren en dat hun stem er uiteindelijk toch niet toe doet. Het stemlokaal is een boomstronk, waarop straks twee plastic zakken komen te staan, een stempeldoos en een stemregister waaruit moet blijken of je stemgerechtigd bent. Een degelijk stemlokaal of stemgeheim kan hier vergeten worden.[2] 
    • Over het gehannes bij de grensovergangen tussen oost en west, met spiegels op steekwagentjes die onder je auto werden gehouden opdat de grenswacht zonder zich te hoeven bukken kon controleren of er iemand illegaal aan je uitlaat hing, of over het eindeloze wachten op een man met een stempeldoos bij de doorgang tussen Oost- en West-Berlijn kan wie het meemaakte tegenover wie te laat kwam beter helemaal zwijgen.[3] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant 28 april 2007
  3. Volkskrant Michaël Zeeman 16 juni 2000
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be