Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kap·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kapdoos kapdozen
verkleinwoord kapdoosje kapdoosjes

Zelfstandig naamwoord

de kapdoosv / m

  1. en doos die alle benodigdheden voor het kappen (van haar) bevat

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen