Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • las·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lasdoos lasdozen
verkleinwoord lasdoosje lasdoosjes

Zelfstandig naamwoord

de lasdoosv / m

  1. (elektrotechniek) doos waarin de verbindingen in een elektrische installatie tot stand worden gebracht, aansluitdoos, installatiedoos
  2. doos met lasgereedschap

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen