can
- Werkwoord:
- 1: erfwoord afkomstig van het Oudengelse werkwoord cunnan. Verwant aan o.a. het Nederlandse kunnen, het Duitse können, het Latijnse noscere en het Oudgriekse γιγνώσκω. Via het Protogermaanse kunnaną verder te herleiden tot de gereconstrueerde Proto-Indo-Europese wortel ǵneh₃-.
- 2: Verbalisering van het zelfstandig naamwoord can.
- Zelfstandig naamwoord:
- erfwoord afkomstig van het Oudengelse canne. Protogermaans *kanna (dat zelf al vroeg zou zijn ontleend aan Latijn canna). Verwant met o.a.: Duits Kanne, Nederlands kan (huishoudelijk voorwerp).[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to be able to |
he/she/it | can |
verleden tijd | could |
voltooid deelwoord |
-, couth |
onvoltooid deelwoord |
— |
gebiedende wijs | — |
can
- hulpwerkwoord kunnen
- «Turkey meatballs can be used.»
- Turkse gehaktballen kunnen worden gebruikt.
- «Turkey meatballs can be used.»
Naar frequentie | 5760 (werkwoord) |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to can |
he/she/it | cans |
verleden tijd | canned |
voltooid deelwoord |
canned |
onvoltooid deelwoord |
canning |
gebiedende wijs | can |
can
Naar frequentie | 4005 (naamwoord) |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
can | cans |
can
- blik (metalen voorwerp)
- «A can of soup.»
- Een blik soep.
- «A can of soup.»
Naar frequentie | 37 (modaal werkwoord) |
---|
can m
can
- IPA: /'ka/
- can
enkelvoud | meervoud |
---|---|
can | cans |
can m
can
enkelvoud | meervoud |
---|---|
can | — |
can m