kan
- kan
- [A] van Middelnederlands canne, in de betekenis van ‘pot’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1] [2] [3]
- [B] van Middelfrans kaan [4] [5], dat teruggaat op Mongools ᠬᠠᠭᠠᠨ (chaan)
- [C] als vorm van kunnen ww (Oudnederlands kunnan aangetroffen vanaf 1100 [6]
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | kan | kannen |
verkleinwoord | kannetje | kannetjes |
- (huishouden) serviesgoed om vloeistoffen uit te schenken
- De kan heeft een deksel en is beschilderd in groen en bruin.
- Een kan met melk.
-
[A]: serviesgoed om vloeistoffen uit te schenken
- alles is in kannen en kruikenalles is geregeld
- het onderste uit de kan (willen hebben)[7]alles (willen hebben)
- als de wijn is in de man, dan is de wijsheid in de kan
- wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid (of: de deksel) op de neus.wie te begerig is loopt grote kans niets te krijgen
1. serviesgoed om vloeistoffen uit te schenken
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | kan | kans |
verkleinwoord | - | - |
[B] de kan m
- (adel) Mongoolse of Turkse krijgsheer of vorst
- Hij was ontroerd door het verhaal van de laatste Tataarse kan. [8]
-
[B]: De kan Hulagu.
vervoeging van |
---|
kunnen |
[C] kan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kunnen
- Ik kan.
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kunnen
- Kan je?
- ▸ In een urinoir kan het ook soms moeilijk zijn om met iemand naast je te plassen. Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was.[9]
- Het woord kan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[10] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ Weblink bron “onderste uit de kan”, Nederlands spreekwoordenboek
- ↑ Thiry, A.Passanten op de Krim (2007) op website: shlama.be; geraadpleegd 2016-04-14
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
kan
- kan
Naar frequentie | 24 |
---|
kan
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne
- kan
Naar frequentie | 24 |
---|
kan
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne
- kan
kan
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne
kan
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne
kan
- IPA: /kan/
- kan
kan
- kan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | kan | kanlar |
genitief | kanın | kanların |
datief | kana | kanlara |
accusatief | kanı | kanları |
locatief | kanda | kanlarda |
ablatief | kandan | kanlardan |
kan
- bloed (lichaamsvocht)
- (figuurlijk) bloed, bloedverwantschap, familie, geslacht
kan
- keunn
- «De klêenste sôorte wordt moa 1 cm grôot en de grotste zêesterre kan 1 m wordn met een oarmlengte van 45 cm.»
- De kleinste soort wordt maar 1 cm groot en de grootste zeester kan 1 m worden met een armlengte van 45 cm.
- «Wien't ni kanne keunn't leern.»
- Men is nooit te oud om te leren.
- «De klêenste sôorte wordt moa 1 cm grôot en de grotste zêesterre kan 1 m wordn met een oarmlengte van 45 cm.»
kan