geslacht

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  geslacht    (hulp, bestand)
• IPA: / ɣəˈslɑxt / (2 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /χəˈslɑχt/

Woordafbreking

• ge·slacht

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘familie’ voor het eerst aangetroffen in 1285
• vervoeging van slachten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	geslacht	geslachten
verkleinwoord	geslachtje	geslachtjes

Zelfstandig naamwoord

het geslacht o

1. sekse, het man of vrouw zijn
2. de geslachtsorganen
3. (biologie) genus, taxon, samengesteld uit een of meer soorten; geslachten worden gegroepeerd in families
4. (grammatica) grammaticaal geslacht, genus
5. de afstammelingen van één persoon

   • Het geslacht De Pauw. 

   ▸ Dan kan hij er staan en zeggen dat hij zich in deze moeilijke tijden et cetera et cetera toch heeft opgeofferd uit liefde voor zowel zijn dochter als de tradities van zijn geslacht.

   ▸ Maar Napoleon beloonde de in leven gebleven Letang door hem de oude naam en titels van het geslacht terug te geven, maar niet de bezittingen die tijdens de revolutie geconfisqueerd waren door het volk.

Hyponiemen

• detectivegeslacht, eenslachtig, kattengeslacht, mensengeslacht, nageslacht, plantengeslacht, regentengeslacht, toongeslacht, voorgeslacht, wolkengeslacht, woordgeslacht

Afgeleide begrippen

   

dubbelslachtig eenslachtig gelijkslachtig geslachtelijk geslachtkunde geslachtloos geslachtrekening geslachtsapparaat geslachtsbepaling geslachtsboom geslachtscel geslachtschromatine geslachtschromosoom geslachtsdaad geslachtsdeel geslachtsdimorfisme geslachtsdrift geslachtsgebonden geslachtsgemeenschap geslachtsgen geslachtshormoon geslachtskenmerk geslachtskeuze geslachtsklier geslachtskunde geslachtsleven geslachtsliefde geslachtslijst geslachtsloos geslachtsnaam geslachtsomgang geslachtsonderscheid geslachtsorgaan geslachtsproduct geslachtsregel geslachtsregister geslachtsrijp geslachtstest geslachtsverandering geslachtsverhouding geslachtsverkeer geslachtswapen geslachtsziekte halfslachtig meerslachtig neerslachtig omslachtig tweeslachtig

Vertalingen

    1. sekse   

zie sekse

    2. geslachtsorganen   

Duits: Geschlechtorgan (de) o Engels: genitals (en) Fins: sukuelimet (fi)

Frans: organe génital (fr) m Spaans: sexo (es) m Zweeds: kön (sv) o

    3. (biologisch) genus   

Duits: Gattung (de) v Engels: genus (en) Fins: suku (fi) Frans: genre (fr) m

Pennsylvania-Duits: Gschlecht (pdc) o Spaans: especie (es) v Zweeds: släkte (sv) o

    4. grammaticaal geslacht   

Afrikaans: taalkundige geslag (af) Albanees: emri mashkullor (sq) Angelsaksisch: grammatisc cyn (ang) Arabisch: جنس اسم (ar) Aragonees: chenero gramatical (an) Armeens: Սեռ (hy) Baskisch: genero (eu) Bulgaars: pод (bg) Catalaans: gènere (ca) Chinees: 性 (zh) Deens: grammatisk køn (da) Duits: Genus (de) o Engels: (grammatical) gender (en) Esperanto: genro (eo) Fins: suku (fi) Frans: genre (grammatical) (fr) m Galicisch: xénero gramatical (gl) Grieks: Γραμματικό γένος (el) Hebreeuws: מין דקדוקי (he) Hongaars: nem (hu) Ido: gendro (io) IJslands: kyn (is) Italiaans: genere (it) Japans: 性 (ja)

Kazachs: pод (kk) Koerdisch: cotzeyandî (ku) Koreaans: 성 (ko) Kroatisch: gramatički rod (hr) Latijn: genus (la) Limburgs: geslach (li) Litouws: giminė (lt) Malayalam: ലിംഗം (ml) Noors: kjønn (no) Nynorsk: genus (nn) Oekraïens: pід (uk) Pennsylvania-Duits: Gschlecht (pdc) o Pools: rodzaj (gramatyczny) (pl) m Portugees: gênero (gramatical) (pt) m Roemeens: genul (gramatical) (ro) Russisch: pод (ru) Servisch: rod (sr) Sloveens: slovnični spol (sl) Spaans: género (gramatical) (es) m Thai: ลิงค์ (th) Tsjechisch: jmenný rod (cs) Venetiaans: xènare (gramaticałe) Waals: djinre (wa) Welsh: cenedl enwau (cy) Zweeds: genus (sv) o, kön (sv) o

    5. afstammelingen van één persoon   

Duits: Geschlecht (de) o Engels: line (en) Fins: suku (fi), sukulinja (fi) Frans: génération (fr) v

Spaans: estirpe (es) v, dinastía (es) v Zweeds: ätt (sv) g

Meer informatie

• Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Werkwoord

vervoeging van:	slachten…
verbogen vorm:	geslachte

geslacht

1. voltooid deelwoord van slachten

Gangbaarheid

• Het woord geslacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geslacht" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.